Serendipiteit is een mooi ding. Het vinden van een inzicht zonder er naar op zoek te zijn – of misschien wel niet weten dat je er naar op zoek bent – levert af en toe een nieuw gezichtspunt op waar je weer even mee vooruit kunt.
Als vervolg op het boek “the origins of virtue” van Matt Ridley, ook bekend van de TED-video “when ideas have sex”, ben ik begonnen in “the rational optimist”. Dit laatste vanwege de ergernis over al dat geneuzel over gebrek aan samenwerking en de overdaad aan doemdenkerij over de staat van de mensheid. Dat krijg je als je weet dat er 140.000 vrijwilligers in de stad rondlopen terwijl iedereen klaagt dat niemand meer iets voor elkaar over heeft.
Ridley stelt – al dan niet terecht – dat exchange, uitwisseling, de basis is voor heel veel dynamiek in de menselijke geschiedenis. Het ontstaan van wederkerigheid, ruilhandel, de opkomst van steden… het draait allemaal om het uitruilen van dingen. Het Prisoners Dilemma, dat de basis is van veel wetenschappelijk werk over coöperatie, laat zien dat de sociaal meest wenselijke oplossing, samenwerken en daarmee vaak uitruilen, geen levensvatbare strategie is bij afwezigheid van communicatie en vertrouwen. Dit laatste is natuurlijk de kern van waar het om draait bij die uitwisseling: in hoeverre vertrouw ik de ander en hoe maak ik duidelijk dat ik zelf te vertrouwen ben?
Ik kan me twee principieel verschillende soorten uitwisseling voorstellen: (1) op hetzelfde moment verschillende zaken ruilen en (2) hetzelfde uitruilen, maar dan op verschillende momenten: eerst heen en dan terug. Natuurlijk is er een scala aan combinaties en varianten denkbaar, maar dit zijn volgens mij de archetypische vormen. Bij beide vormen is er het vertrouwen nodig dat de ruil eerlijk plaats zal vinden. Het nieuwe inzicht was voor mij dat bij vrijwilligerswerk de tijd tussen gift en wedergift een rol kan spelen. Dat maakt vertrouwen nog belangrijker. Dit is waarom:
De eerste variant kennen we goed: het is (ruil)handel. Het vertrouwen daar is gebaseerd op het idee dat je gelijk oversteekt – je kunt zien wat je krijgt – en dat er flankerende systemen zijn opgezet die eerlijkheid in meer of mindere mate afdwingen: handelsrecht, contracten, handhaving van wetten, Kamers van Koophandel etc. Maar zonder vertrouwen draait dit systeem – zelfs met alle flankerende systemen – niet.
In de tweede variant is er ook sprake van wederkerigheid, maar nu is het risico anders verdeeld. Je moet als gever maar afwachten of je later iets van voldoende waarde terug krijgt. En dat is nou juist wat er speelt bij vrijwilligerswerk. Je geeft iets, je investeert, in de hoop – in principe – dat er later iets voor terug komt. Ik wil jou rug wel krabben, als jij later die van mij maar doet! Dit systeem stelt hogere eisen aan het vertrouwen van degene die investeert en hogere eisen aan de betrouwbaarheid van degene die in eerste instantie ontvangt. Vrijwilligerswerk heeft daarmee elementen die ook werkzaam zijn bij kredietverstrekking, en dat is geen veld dat zonder vertrouwen kan, gezien de recente geschiedenis. In tegenstelling tot bij handel kennen we bij vrijwilligerswerk vooralsnog geen specifiek flankerende systemen. Wat garandeert een vrijwilliger – of een filantroop – dat er ooit rendement komt op de investering?
Of het nou zo verstandig is om naar kredietverlening te kijken als inspiratie voor flankerende systemen voor vrijwilligerswerk betwijfel ik…
Matt Ridley: The origins of virtue, Penguin 1997, ISBN: 978-0-14-024404-5
Matt Ridley: The rational optimist, Fourth Estate 2010, ISBN: 978-0-00-726711-8
Matt Ridley op TED: ttp://www.ted.com/talks/matt_ridley_when_ideas_have_sex.html
Pingback: Wanneer is iemand meer of minder vrijwilliger? | CIVIL SOCIETY 010