Zoals elke twee jaar gebruikelijk is heeft Paul de Graaf van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek weer een ‘state of the union’ voor het vrijwilligerswerk in Rotterdam samengesteld, in opdracht van de dienst SoZaWe van de gemeente Rotterdam. Op basis van een vragenlijst die uiteindelijk door 2692 Rotterdammers van 13 tot en met 75 jaar is ingevuld wordt een beeld geschetst van de stand van zaken in 2011, aan de hand van bekende en van nieuwe vragen. Het rapport gaat over informele hulp – niet in georganiseerd verband – en over vrijwilligerswerk, dat per definitie wel in georganiseerd verband wordt uitgevoerd. In deze post even alleen de resultaten voor het vrijwilligerswerk.
Een greep uit de conclusies van het rapport:
- 32% van de Rotterdammers van 13 tot en met 75 jaar deed in 2011 aan vrijwilligerswerk. In 2009 was dat nog 30%. De schatting van het aantal vrijwilligers gaat daarmee van 140.000 in 2009 naar 155.000 in 2011.
- Vrijwilligerswerk wordt het meest gedaan in de sport, levensbeschouwelijke organisaties, zorg en onderwijs. Een vrijwilliger doet zijn of haar werk gemiddeld in 1.8 soorten organisaties: je komt ze dus op meer plaatsen tegen. Dit wijkt nauwelijks af van de situatie in 2009.
- Vrijwilligers werken – en dat is een nieuwe vraag geweest – voor 20% alleen voor de mensen uit de eigen wijk, voor 26% voor de mensen in de eigen wijk maar ook voor anderen en voor 54% alleen voor mensen buiten de eigen wijk. Voor mijn rekening komt dan de conclusie dat vrijwilligerswerk voor het overgrote deel niet wijkgericht is.
- Mannen en vrouwen zijn even vaak vrijwilliger. Jongeren zijn nog iets minder vaak vrijwilliger dan gemiddeld, maar de steekproef is wel erg dun aan die kant van het leeftijdsspectrum. De trend is in ieder geval van dalende deelname omgebogen in een stijgende.
- Vrijwilligerswerk wordt meer gedaan naarmate men hoger is opgeleid. Van de laagst opgeleiden doet 27% vrijwilligerswerk, van de hoogst opgeleiden 41%. Helemaal in lijn met de vorige post.
- De deelname van niet-westerse allochtonen aan vrijwilligerswerk is veel lager dan die van autochtonen: 26% tegenover 35%. De dalende tendens in deelname van de laatste jaren lijkt te zijn gestopt, maar de achterstand stijgt door de groei van de autochtone deelname. Niet-westerse allochtonen zijn actiever in meer soorten vrijwilligerswerk: 2,7 soorten tegenover 1,5 soorten organisaties.
- Mensen met een uitkering doen ruim meer dan gemiddeld – 42% – vrijwilligerswerk. Ook gepensioneerden hebben hun inhaalrace volgehouden met 35%.
- Waar in 2009 nog werd geschat dat het aantal uren per week aan vrijwilligerswerk uitkwam op 510.000, moet dat aantal nu worden geschat op 325.000. Nu zal 2009 een uitschieter naar boven zijn geweest en blijken de vragen over 2011 relatief onvolledig te zijn ingevuld, maar dit verdiend wel de nodige aandacht. Ook nu weer een scheve inzet: de 5% actiefsten van de onbetaalde werkers (dus inclusief informele hulp) levert 29% van de uren, en de 65% van de minst actieven levert 22% van de uren. De ‘civic core’ of de zwaargewichten zijn er dus nog steeds.
- Van de huidige vrijwilligers zegt 26% nog wel wat meer te willen doen. In 2009 was dat nog 21%. Van de niet-vrijwilligers zegt 11% wel wat te willen gaan doen – indien daarom gevraagd. Dat was 10% in 2009. Deze latente beschikbaarheid is, in 2011 gemiddeld 16%, ten opzichte van 2009 – met gemiddeld 13% – dus iets toegenomen. De potentiële aanwas zit vooral bij vrouwen, mensen van 25 tot 40 en mensen met betaald werk en hoger opgeleiden. Bij gepensioneerden en echtparen zonder kinderen is de animo gering. De grote meerderheid van de aanwas zegt indien gevraagd bereid te zijn vrijwilligerswerk voor de eigen wijk te overwegen.
- 18% van de vrijwilligers heeft het idee teveel verantwoordelijkheid te moeten dragen. 12% heeft het gevoel dingen te doen die eigenlijk door betaalde krachten zouden moeten worden opgepakt.
- 57% van de vrijwilligers zegt voldoende ondersteuning te ervaren, 3% vindt dat die steun in het geheel ontbreekt, 7% dat het er te weinig is en voor 33% maakt het niet zoveel uit of doet het niet ter zake.
- 11% van de vrijwilligers besteedt meer tijd aan hun vrijwilligerswerk dan ze eigenlijk zouden willen. 13% vindt dat er door het doen van vrijwilligerswerk te weinig tijd overblijft voor andere leuke dingen.
Er is nog een aparte sectie met vragen voor vrijwilligers in de zorg. Ook over vrijwilligerswerk in de deelgemeenten valt nog wel wat te zeggen. Dat komt in latere posts aan de orde.
Paul de Graaf, Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2011, resultaten uit het Vrijetijdsonderzoek 2011, Centrum voor Onderzoek en Statistiek, in opdracht van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid, februari 2012. Hier te downloaden van de website van de gemeente Rotterdam.
Pingback: Deelname vrijwilligerswerk landelijk en in Rotterdam | CIVIL SOCIETY 010
Pingback: stapeling van vrijwilligerswerk, informele hulp, mantelzorg | CIVIL SOCIETY 010
Pingback: Ouderen en vrijwilligerswerk | CIVIL SOCIETY 010
Pingback: personeelskenmerken van onbetaalde werkers in de zorg in Rotterdam | CIVIL SOCIETY 010