Nog steeds geen wereldkampioen

In september vond ik een rapport van de Charities Aid Foundation CAF over het wereldwijde beeld in 2010 van ‘geven’, opgesplitst in het geven van tijd – vrijwilligerswerk -, van geld – filantropie – en van hulp – het helpen van een vreemdeling. De CAF is een in Engeland gevestigde non-profit die het rapport opstelt aan de hand van wereldwijde gegevens van het onderzoeksbureau Gallup. De post erover vindt u hier: vwwiu.blogspot.com/2011/09/eindelijk-wereldkampioen.html. Het plezier van een dergelijke opzet zit niet zozeer in het wetenschappelijke karakter als wel in het feit dat het wereldwijd is toegepast en er dus vergelijkingsmateriaal op mondiale schaal beschikbaar komt. De onderzoekers geven aan dat hun onzekerheidsmarges tussen de 2% en 5% zitten. Kleine variaties zijn dus niet significant.

In 2010 was Nederland het meest gul in het geven van geld – daar waren we met 77% ‘geldgevers’ wereldkampioen. Voor vrijwilligerswerk stonden we op plaats 9, met 39% ‘tijdgevers’. Het helpen van een vreemdeling was matiger: daar stonden we nog net in de bovenste helft van het rijtje. De overallscore was een 7e plaats.

Inmiddels zijn de resultaten voor 2011 ook bekend en ziet het beeld voor Nederland er als volgt uit:

  1. Geven van geld: gedeelde derde plaats, samen met Ierland, met 75% geldgevers. We zijn voorbijgestreefd door het Verenigd Koninkrijk en door wereldkampioen Thailand.
  2. Geven van tijd: we staan op de 15e plaats, met 37% vrijwilligers.
  3. Helpen van vreemden: 53e plaats met 51% van de inwoners die een vreemde heeft geholpen. Duidelijk opgeschoven naar boven in de lijst van 153 landen.

Wanneer de scores op de deelgebieden worden gecombineerd staan we op een zesde plaats, waarmee we een plaatsje naar boven zijn opgeschoven. Was het toch nog een goed jaar!

Afgezien van het eindejaarslijstjesgevoel dat het allemaal een beetje oproept wordt ook duidelijk dat ‘geven’ wereldwijd in de lift zit – als je het tenminste op deze manier meet -. Was in 2010 het wereldwijde gemiddelde over de drie vormen van geven nog 31.6%, in 2011 is dat gestegen tot 32.4%. De winst komt vooral voor rekening van het helpen van een vreemdeling en van het vrijwilligerswerk. Het geven van geld heeft ongetwijfeld wereldwijd te maken gehad met de economische crisis.

Nog een beetje ons best doen dus en over een jaartje of 5 zijn we echt wereldkampioen civil society….

De bron zelf: https://www.cafonline.org/pdf/World_Giving_Index_2011_191211.pdf

Delen helpt!
Geplaatst in civil society, filantropie | Getagged , , , | Een reactie plaatsen

Economische waarde van vrijwilligerswerk

Rotterdam is een mooie stad voor vrijwilligerswerk. Dat niet alleen vanwege de 140.000 vrijwilligers die samen elke week weer 510.000 uur aan de stad schenken. We mogen hier ook trots zijn op een kennisinstituut over vrijwilligerswerk en filantropie, het Erasmus Centre for Strategic Philantropy – ECSP –  aan de EUR. Dit centrum – www.erim.eur.nl/ERIM/Research/Centres/Erasmus_Centre_for_Strategic_Philanthropy – levert brandstof voor het opnieuw definiëren van de verhoudingen tussen overheid, markt en civil society. Via discussie-avonden, conferenties, publicaties en opleidingen kunnen vrijwilligers en professionals hun kennis vergroten en de discussie over de toekomst van civil society en filantropie op hoog niveau meevoeren.

Een recente publicatie van het ECSP gaat over de economische waarde van het vrijwilligerswerk. Omdat er een groeiend besef is dat de waarde die vrijwilligerswerk vertegenwoordigd meegeteld zou moeten worden in nationale rekeningen heeft het ECSP onderzocht hoe je de waarde van vrijwilligerswerk – in dit geval bij Humanitas – zou kunnen berekenen en waar je dan tegenaan loopt. De onderzoekers hebben drie mogelijke methoden bekeken:
De vervangingswaarde van vrijwilligerswerk: wat zou het kosten om het werk van vrijwilligers uit te laten voeren door betaalde krachten?
De investeringswaarde van de vrijwilligers: wat zouden de vrijwilligers hebben kunnen verdienen als ze geen vrijwilligerswerk hadden gedaan maar betaald werk hadden uitgevoerd?
De marktwaarde: wat zouden de vrijwilligers als betaalde medewerkers van een commerciële instelling hebben binnengebracht voor de instelling?
De onderzoekers zijn zich als geen ander bewust dat met dit economische perspectief een aantal belangrijke aspecten van vrijwilligerswerk niet wordt meegewogen: vrijwilligerswerk heeft waarde omdat het juist niet op het verwerven van geld is gericht en het heeft – economische – effecten op vrijwilligers en ‘klanten’ die nu niet worden meegenomen. Verder realiseren zij zich ook dat de gevonden uitkomsten benaderingen zijn van de werkelijkheid.

De vervangingswaarde hangt af van het gebruikte uurloon en varieert tussen de bijna 9 miljoen euro, bij een ‘informeel’ uurloon van 5 euro, tot ruim meer dan 50 miljoen euro, bij een gemiddeld loon van ruim 17 euro. Een wat ingewikkelder berekening, waarbij verschillende uurlonen tegelijkertijd worden gebruikt, komt tot een schatting van tussen de 20 en 26 miljoen euro.
De investeringswaarde komt uit tussen de bijna 9 miljoen, bij een ‘informeel’ uurloon van 5 euro dat op alle vrijwilligers is toegepast, en op ruim 32 miljoen wanneer er rekening wordt gehouden met opleidingsverschillen en de daarmee samenhangende verschillen in beloning.
De marktwaarde wordt, rekening houdend met niet-declarabele uren en efficiencyverlies, geschat op 35 miljoen euro.

Dan nog even speculeren – op eigen verantwoording wel te verstaan. Wanneer we uitgaan van een waarde die ergens in het midden ligt, bijvoorbeeld 20 miljoen euro, dan is de waarde van een uur vrijwilligerswerk bij Humanitas iets meer dan 11 euro. Doorgetrokken naar Rotterdam als geheel leveren de 510.000 uur de stad dus per week een kleine 6 miljoen op. Per jaar een ruime 300 miljoen. Je zult het elk jaar maar mogen toevoegen aan je jaarrekening!

Meijs, L.C.P.M., Huisman, W.H.A. & Roza, L. (2011). ECSP webpublicatie: de economische waarde van het vrijwilligerswerk bij Humanitas. Verkregen op 16-12-2011 van http://www.erim.eur.nl/ERIM/Research/Centres/Erasmus_Centre_for_Strategic_Philanthropy
/Research/Publications/De_economische_waarde_van_het_vrijwilligerswerk_door_Hum.pdf

Delen helpt!
Geplaatst in vrijwilligerswerk, wetenschap | Getagged , | Een reactie plaatsen

Vrijwilligerswerk en vertrouwen

Dat vertrouwen een belangrijke rol speelt in het vrijwilligerswerk mag een open deur heten. Je investeert niet in een samenleving als je niet verwacht er iets voor terug te krijgen, zelfs al is dat iets vaags als een betere maatschappij. Vertrouwen geeft vrijwilligerswerk daarmee een bodem.

Interessant is of dat verband ook de andere kant op werkt: ga je meer vertrouwen als je vrijwilligerswerk doet? Politici hebben hoge verwachtingen van het sociale vertrouwen dat zou worden opgebouwd in vrijwillige verbanden. Zijn die hoge verwachtingen gerechtvaardigd?

Rene Bekkers van het Centrum voor Philantropische Studies van de VU publiceerde in april 2011 een onderzoek naar juist dit onderwerp. In een studie over een periode van 4 jaar onder deelnemers aan het onderzoek “Geven in Nederland” werd onderzocht of en hoe vrijwilligerswerk – als stevige vorm van maatschappelijke inzet – samenhangt met algemeen sociaal vertrouwen. Dat algemeen sociaal vertrouwen is wat wordt gemeten wanneer je wordt gevraagd of mensen in het algemeen wel of niet te vertrouwen zijn.
Zijn conclusies, voorlopig als die van een wetenschapper altijd zijn, zijn niet hoopgevend voor politici en beleidsmakers.

De samenhang tussen vrijwilligerswerk en vertrouwen blijkt er vooral uit te bestaan dat mensen met meer vertrouwen zich uitselecteren in vrijwilligerswerk. Mensen met meer vertrouwen worden vaker gevraagd en blijven langer vrijwilligerswerk doen. Mensen met minder vertrouwen blijven minder lang vrijwilligerswerk doen. Vrijwilligerswerk selecteert op vertrouwen maar genereert het niet. Er is dus geen steun voor de hypothese dat je door het doen van vrijwilligerswerk meer algemeen sociaal vertrouwen krijgt. Bovendien blijkt vertrouwen een erg stabiele eigenschap: gedurende de vier onderzochte jaren veranderde daar bij de deelnemers aan de studie weinig in. Een aantal aanvullende hypothesen is ook onderzocht. Het blijkt niet zo te zijn dat er meer vertrouwen wordt gegenereerd in meer divers samengestelde vrijwilligersorganisaties. Ook is het niet zo dat er meer vertrouwen wordt gegenereerd als de andere vrijwilligers in een organisatie allemaal een hoger vertrouwen hebben.

Bekkers merkt terecht op dat dit niet betekent dat mensen elkaar in persoonlijke contacten niet meer gaan vertrouwen door vrijwilligerswerk te gaan doen. Je gaat andere vrijwilligers waar je mee te maken hebt wellicht wel meer vertrouwen, maar het algemene sociale vertrouwen neemt niet toe.

Interessant is dan de vraag wat – als vrijwilligerswerk het niet doet – het algemeen sociaal vertrouwen dan wel vergroot, want dat levert dan wel meer vrijwilligers op. Onderzoeksliteratuur lijkt te suggereren dat op macro-niveau de mate van inkomensongelijkheid en de mate van ethnische heterogeniteit  – omgekeerd – samenhangen met algemeen sociaal vertrouwen. Wat algemeen sociaal vertrouwen op micro – persoonlijk – niveau bepaalt wordt terecht gezien als een grote uitdaging voor verder onderzoek.

Rene Bekkers, Trust and volunteering: selection or causation? Evidence from a 4 year panel study.
Center for Philantropic Studies, VU University Amsterdam.
Te verkrijgen via open access op Springerlink.com. Gepubliceerd op 9 april 2011.

Delen helpt!
Geplaatst in vrijwilligerswerk, wetenschap | Getagged , , | 2 Reacties

Vrijwilligersorganisaties als reservaten

Een van de meest fundamentele manieren om naar vrijwilligerswerk te kijken is om het te beschouwen als een vorm van samenwerking, van coöperatie. Over coöperatie is een heleboel literatuur beschikbaar en ik heb inmiddels een zekere voorkeur ontwikkeld om met speltheoretische methoden naar coöperatie te kijken. Speltheorie werd – deels – rond 1920 ontwikkeld door de wiskundige John von Neumann in een poging beter poker te kunnen spelen en kreeg een stevige fundering door de samenwerking van Von Neumann met Oskar Morgenstern, resulterend in het eerste baanbrekende boek over het onderwerp in 1944. Ook John Nash, de wiskundige die werd gespeeld door Russell Crowe in ‘A Beautiful Mind’ heeft zeer veel bijgedragen aan de ontwikkeling van het veld: hij kreeg – zoals bekend bij degenen die de film hebben gezien – een Nobelprijs voor zijn werk.

Het werkpaard van de speltheorie en samenwerking, het ‘prisoners dilemma’, levert al heel wat aanknopingspunten op als je het ‘sec’ bekijkt, maar het wordt allemaal nog interessanter wanneer je kijkt naar ‘evolutionaire speltheorie’. Bij deze tak van wetenschap wordt – via wiskundige modellen of computersimulaties – gekeken hoe, wanneer veel mensen onderling prisoners dilemmas spelen en daarbij van hun resultaten leren, het aandeel samenwerkers stijgt of daalt. Dat is belangrijk voor het begrijpen van het ontstaan van samenwerking als fundamenteel verschijnsel, maar ook om te kijken naar factoren die ervoor zorgen dat samenwerking door meer of minder mensen als een goede strategie wordt gezien.

Een interessante conclusie is dat samenwerkers in het vrije veld, in een massa van mensen waarbij willekeurig steeds weer opnieuw onderlinge prisoners dilemmas worden uitgespeeld, vrijwel altijd het onderspit delven. Pas wanneer er structuur in de interacties wordt aangebracht, zoals bij het spelen in netwerken waarbij iedereen een relatief klein aantal vaste spelpartners heeft, ontstaat het verschijnsel dat er groepen van samenwerkers ontstaan, die dan relatief stabiel zijn. Deze situatie is veel realistischer dan het scenario dat iedereen willekeurig andere mensen tegenkomt en daar dan de dilemmas mee speelt. De samenwerkers in de groepen helpen elkaar en leren in die groepen daarmee dat samenwerking loont. Aan de randen van de groepen worden samenwerkers niet-samenwerkers en omgekeerd.

Dit levert een – ook zonder de theorie begrijpelijk – beeld op van vrijwilligersorganisaties als wijkplaatsen waar mensen de ervaring opdoen dat samenwerken loont. Daar waar een enkele samenwerker in een zee van niet-samenwerkers snel zal leren dat samenwerking niet loont, zal een samenwerker in een groep gelijkgestemden ervaren dat samenwerken wel degelijk loont. Op die manier blijft het aantal mensen dat samenwerken als strategie kiest op een voldoende hoog peil.

Het is daarom verstandig vrijwilligersorganisaties niet alleen te zien als organisaties die diensten leveren waar de gemeenschap gebruik van kan maken, maar ook om je te realiseren dat het reservaten zijn waar samenwerken als strategie in stand wordt gehouden. Juist door de structuur, de samenklontering van gelijkgestemden, overleeft de neiging tot samenwerken. Ook zonder dat er bruikbare diensten aan de samenleving worden geleverd is dat al een bijzonder waardevolle bijdrage. ‘Service delivery’ mag dan nuttig zijn, ‘mutual support’ is minstens zo belangrijk.

Mocht je een leuke inleiding in de speltheorie zoeken en niet opzien tegen een Engelstalig boek dan is ‘the complete idiot’s guide to game theory’ van Edward C. Rosenthal, Penguin, 2011, ISBN 978-1-61564-055-3 een aanrader.

Delen helpt!
Geplaatst in civil society, vrijwilligerswerk | Getagged , , | Één reactie

Sociale staat 2011: vrijwilligerswerk

Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft in november 2011 de sociale staat van Nederland 2011 uitgebracht. Het document is te downloaden op de website van het SCP via http://www.scp.nl/content.jsp?objectid=27981. Op de website is een schat aan onderzoek over het sociale domein te vinden.
Hoofdstuk 8 gaat over “maatschappelijke en politieke participatie en betrokkenheid”. Er komen een aantal verrassende en een aantal bekende resultaten naar boven. Voor zover ze – enigszins – betrekking hebben op vrijwilligerswerk loop ik ze even langs.

Dat Nederland een sociaal land is weten we al, zie bijvoorbeeld Nederland in 2010 ook weer sociaal. Ook in de sociale staat 2011 staan we weer bovenaan. Er is volgens het rapport geen land in Europa waar meer aan vrijwilligerswerk wordt gedaan dan in Nederland. Van het absolute percentage (rond 47%) zou ik me niet teveel aantrekken – er spelen nogal wat problemen bij het meten van het aandeel vrijwilligers – maar een toppositie in Europa staat niet ter discussie.
Ook stijgt de verenigingsdeelname nog steeds een beetje: 7 op de 10 Nederlanders zijn lid van een vereniging. Meest populair zijn de sportverenigingen met 4 op de 10 Nederlanders, waarbij sporten als golf, hockey en paardrijden snel stijgen.

Uit onderzoek van Charities Aid Foundation, zie hier, bleek al dat Nederland ook een bijzonder vrijgevig land is. De sociale staat 2011 meldt dat in 2009 87% van de huishoudens elk gemiddeld 241 euro aan goede doelen gaf, in totaal bijna 2 miljard euro. Daarbij blijkt overigens dat het percentage en het bedrag wel een beetje dalen. De conclusie blijft echter dat we zowel met uren als met euro’s dus erg gul zijn.

Uit dit rapport blijkt weer dat hoger opgeleiden vaker aan vrijwilligerswerk doen dan mensen met een lagere opleiding, een verschijnsel dat inmiddels vaak is gereproduceerd. Ook blijkt weer dat mensen die regelmatig naar de kerk gaan vaker vrijwilligerswerk doen.

Al met al een bevestiging van wat er eigenlijk al lang bekend is: het gaat gewoon goed met het vrijwilligerswerk en met de filantropie in Nederland. Dat het rapport verder nogal somber is over een aantal andere mogelijke ontwikkelingen doet daar verder niets aan af.

Sociaal en Cultureel Planbureau, De sociale staat van Nederland 2011.
Rob Bijl, Jeroen Boelhouwer, Mariëlle Cloïn en Evert Pommer (red.).
ISBN 9789037705584, november 2011
Hoofdstuk 8: maatschappelijke en politieke participatie en betrokkenheid, p. 185 – 208
P. van Houwelingen, J. de Hart en P. Dekker.

Delen helpt!
Geplaatst in vrijwilligerswerk, wetenschap | Getagged , , | Een reactie plaatsen

Mannen, vrouwen en samenwerking

Het blijft een interessant verschijnsel: vraag mensen wie er meer vrijwilligerswerk doen, mannen of vrouwen, en je krijgt te horen dat het vrouwen zijn. In vrijwel alle onderzoeken die ik ken komt naar voren dat het percentage vrijwel hetzelfde is. Hoe zit het nou met mannen, vrouwen en coöperatie?

In een artikel van Balliet, Li, Macfarlan en Van Vught wordt een groot aantal studies naar dit verschijnsel onder de loep genomen en proberen de auteurs wat helderheid te verschaffen. Met slimme statistische technieken is onderzocht wat je nu aan betrouwbare gegevens uit al die studies kunt halen. De resultaten worden gebruikt om twee manieren van kijken naar geslacht en coöperatie met elkaar – en de werkelijkheid – te vergelijken: een sociaal-cultureel perspectief en een evolutionair perspectief. Dat dat laatste een rol speelt is geen verrassing als Mark van Vught meewerkt aan het onderzoek. Wil je een leuk boek lezen over leiderschap vanuit een evolutieperspectief dan zou je zijn “Selected” eens moeten pakken.

Door de bank genomen zijn er geen verschillen te vinden tussen de mate van coöperatie van mannen en vrouwen in de onderzochte sociale dilemma’s. Dat is mooi, want dat wordt – bij vrijwilligerswerk – natuurlijk ook keer op keer gemeten. Toch komen er uit dit onderzoek ook nog wel een paar opvallende inzichten naar voren. Wie wanneer hoe coöperatief is hangt af van de situatie:

Mannen zijn onderling coöperatiever dan vrouwen onderling. Dit zou je niet verwachten op basis van een socio-cultureel perspectief – wat stelt dat vrouwen meer zijn gericht op sociale verbanden -, maar juist wel op basis van een evolutionaire redenering. Daar zorgen de moeilijkheden van de jacht en gevechten met andere groepen voor een grote druk op mannen om samen te werken. Groter in ieder geval dan de druk tot samenwerken op vrouwen bij het verzamelen.

Vrouwen zijn daarentegen coöperatiever dan mannen in situaties waar beide geslachten elkaar tegenkomen. Dit is in lijn met de socioculturele – het naleven van stereotypische rolverdelingen – en de evolutionaire modellen – mannen willen prosociale vrouwen, vrouwen willen mannen met status.

Naarmate interacties vaker plaatsvinden, krijgen mannen, meer dan vrouwen, een grotere bereidheid tot samenwerken. Dit is iets wat door de evolutionaire modellen beter wordt verklaard dan door de socioculturele. Mannen lijken onderling wat vergevingsgezinder dan vrouwen: de gevaren van jacht en conflict maken ze onderling meer afhankelijk.

Coöperatie is dus in eerste instantie een menselijk iets en pas als je naar specifieke situaties gaat kijken komen er relatief kleine onderlinge verschillen tussen mannen en vrouwen naar voren. Die verschillen zijn dan wel anders dan in eerste instantie verwacht.

De auteurs besluiten met de conclusie dat er gezocht zou moeten worden naar een model dat de socioculturele en de evolutionaire aanpak meer in overeenstemming met elkaar zou kunnen brengen. Ze pleiten voor een verdieping van het onderzoek naar de invloed van het geslacht op sociaal gedrag door beter rekening te houden met de – experimentele en culturele – context waarin dat onderzoek plaatsvindt.

Balliet, D., Li, N.P., Macfarlan, S.J., & Van Vught, M. (2011, september 12). Sex differences in cooperation: A Meta-Analytic Review of Social Dilemmas. Psychology Bulletin. Advance online publication. doi: 10.1037/a0025354

Delen helpt!
Geplaatst in vrijwilligerswerk, wetenschap | Getagged , , | Een reactie plaatsen

Kracht van wederkerigheid

In eerdere posts heb ik al eens aandacht besteed aan wederkerigheid, een van de mechanismen die “onder” samenwerking liggen. Je kunt wederkerigheid wiskundig bekijken – zoals Martin Nowak deed – maar ook de sociale psychologie heeft er erg veel aandacht aan besteed. Een uitgebreide beschrijving van wederkerigheid is te vinden in het boek Influence van Robert Cialdini. In hoofdstuk twee gaat hij uitgebreid in op de mogelijkheden die wederkerigheid biedt voor samenwerking en voor misbruik.

Opvallend in dat hoofdstuk is dat hier weer eens naar voren komt dat wederkerigheid iets anders is dan “handel”, het “ter plekke” uitruilen van dingen. Er zit een sterk vertrouwen in van wederdiensten die in de toekomst verricht gaan worden. Het is een bijzonder krachtig mechanisme, iets wat hij illustreert aan de hand van twee voorbeelden. Ik volg daarbij grotendeels de dramatische opbouw die Cialdini ook volgt.

Tijdens de hongersnood in Ethiopië in 1985 werd er $ 5000 aan hulp uitgewisseld tussen Ethiopië en Mexico. Bijzonder was dat ondanks de ellendige situatie waarin Ethiopië verkeerde, na jaren van droogte, interne twisten en hoge sterfte door honger en epidemieën, het Rode Kruis van Ethiopië het bedrag overmaakte naar Mexico, voor de slachtoffers van de aardbeving daar. Het motief erachter was dat Mexico in 1935 hulp had verleend aan Ethiopië bij de inval van Italië in dat land. Een tijdsbestek van 50 jaar tussen gift en wedergift kan blijkbaar worden overbrugd door het mechanisme van wederkerigheid. Voor wie zou denken dat het iets Ethiopisch is om zo te handelen volgt nog een voorbeeld – van dichter bij huis.

In de nasleep van de orkaan Katrina (2007) was er een regeringsvertegenwoordiger die bijzonder trots was op de prestaties van de regering bij het lenigen van de nood in New Orleans. Nu moet je dat als Amerikaanse regeringsvertegenwoordiger niet hardop zeggen: de afhandeling van de hulpverlening is een zwarte pagina in de geschiedenis de centrale overheid in Washington. Maar de verleende hulp was snel, goed en vrijgevig. En de regeringsvertegenwoordiger was de toenmalige Nederlandse ambassadeur, Christiaan Kroner. Dat Nederland zo snel en adequaat reageerde kwam volgens Kroner mede omdat Nederland zich aan New Orleans verplicht achtte. Deze stad had in 1953 op dezelfde wijze gereageerd op de stormvloed in Nederland.

Robert B. Cialdini, Influence, Pearson Education Inc., 2009, ISBN 978-0-205-60999-4

Delen helpt!
Geplaatst in vrijwilligerswerk, wetenschap | Getagged , , | Één reactie

Complexiteit kan best begrijpelijk zijn

Al een jaar of dertig is een deel van de wetenschappelijke gemeenschap bezig met het nadenken over complexe systemen: systemen waarin veel onderdelen op elkaar reageren en elkaar daarbij beïnvloeden. Voor een fysicus met een hang naar simpele wetten onder ingewikkelde verschijnselen een interessant onderwerp. Sociale systemen zijn natuurlijk complexe systemen bij uitstek. “Complexity science” heeft een groot aantal verschijningsvormen en een groot aantal werkvelden – het gaat over bijna alles – en daarom is het leuk om een beschrijving tegen te komen die je praktisch toe kunt passen op systemen waar je dagelijks mee om zou kunnen gaan.

Robert Axelrod – bekend van de boeken “Evolution of Cooperation” en “The Complexity of Cooperation” en aanstichter van de computerwedstrijden waarbij de samenwerkingsstrategieen  Tit-for-Tat  en Pavlov boven kwamen drijven – zie eerdere post – schreef samen met Michael Cohen een korte inleiding die de lezer voldoende ingangen biedt om eens anders tegen een bekend verondersteld sociaal verschijnsel aan te kijken.

Het boek beschrijft een raamwerk waarin variatie en selectie, de bekende “drivers” van evolutie, worden toegepast op de strategieën die actoren in een systeem toepassen. Variatie – in typen actoren en/of in strategieën – kan op een aantal manieren worden bereikt en selectie door verschillende mechanismen bepaalt de kans dat een bepaalde strategie of een bepaald type actor overleeft. Aan de hand van een vragenlijst wordt de lezer uitgedaagd om het gewenste systeem eens te bekijken vanuit dit perspectief.

Een inzicht dat me is bijgebleven is dat een systeem de juiste balans moet hebben tussen “exploration” en “exploitation”. Er moet voldoende nieuwe variatie worden gevonden – exploration – om optimale aanpassing aan veranderende omstandigheden te kunnen genereren. Maar er moeten ook voldoende correct werkende onderdelen zijn om voldoende output te krijgen. Te weinig exploratie en je krijgt stagnatie, te veel en je krijgt “eternal boiling”, een kookpot waarin alles zo snel verandert dat je er niets aan hebt. Neem nou de projectencarroussel maar eens als een voorbeeld van het laatste.

Als illustraties van het model worden Robert Putnams sociale kapitaal in Noord-Italie en het Open Source operating systeem Linux besproken.

Al met al een prima poging een complex onderwerp toegankelijk te maken. Al blijft het een beetje knagen dat in alle variatie, interactie en selectie het onderwerp coöperatie wat naar de achtergrond schuift.

Harnessing Complexity: organizational implications of a scientific frontier.
Robert Axelrod en Michael D. Cohen
Isbn 0-465-00550-0, Basics Books, 2000

Delen helpt!
Geplaatst in wetenschap | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

Geld voor vrijwilligers?

De huidige bezuinigingen brengen het steeds duidelijker voor het voetlicht: er gaat wat veranderen in de verhouding tussen overheid, markt en burgers. Waar vroeger veel – zo niet alles – werd verwacht van Big Government en/of van Big Market, wordt het steeds duidelijker dat burgers zelf meer zullen moeten gaan doen: de Big Society of wat dichter bij huis, de Civil Society. Voor ondersteuners van vrijwilligerswerk noch een schok, noch een probleem. Burgers zijn allang gewend om hun eigen initiatieven te nemen en te onderhouden. 4500 Vrijwilligersorganisaties in Rotterdam zijn daarvan het springlevende bewijs.

Hoewel de activiteiten van vrijwilligersorganisaties over het algemeen erg goedkoop zijn – vrijwilligers zijn wat primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden betreft gauw tevreden – wordt ook op het uitvoerend vrijwilligerswerk bezuinigd. Dat brengt de vraag naar voren waar het geld in de toekomst dan vandaan moet komen. Vergeet de overheid maar, vergeet de markt – de vraag is echt niet koopkrachtig – dus blijft er maar een enkel maatschappelijk segment over: de burgers zelf. Los van overheid en markt zullen zij de financiers van veel vrijwilligerswerk worden. Burgers gaan het werk van andere burgers ondersteunen met geld. Hoe gaan we deze ontwikkeling op gang helpen en verder versterken?
Dat burgers-geven-aan-vrijwiligers zou rechtstreeks kunnen gaan: denk aan crowdfunding en je kunt je voorstellen dat de inwoners van een wijk de vrijwilligers die bezig zijn met jeugdactiviteiten in die wijk daarin niet zozeer met uren, maar met geld ondersteunen. Een lokale winkel zou bijvoorbeeld – zoals in Engeland al wordt uitgetest – betalingen na toestemming af kunnen ronden naar boven en het teveel betaalde overmaken op de rekening van een vrijwilligersorganisatie. Net als bij de collectes nu, zou je daar allerlei rouleersystemen voor kunnen bedenken, zodat meerdere doelen kunnen worden geholpen. Het gaat dan om kleine donaties per keer, maar om veel transacties.

Het zou ook op een niveau hoger kunnen. Een Rotterdam Loterij maakt het mogelijk dat er geld wordt ingezameld voor lokale initiatieven. Je weet als burger dan niet precies waar je geld naar toe gaat, maar de loterij-organisatie is dan verantwoordelijk voor de ordentelijke inzet van de middelen.
Op dit niveau zou je ook een crowdfunding-website kunnen laten opereren: bied een platform waarop Rotterdamse initiatieven zichzelf kunnen presenteren met een concrete en haalbare vraag om geld en een bepaalde termijn waarbinnen dat geld binnen moet zijn. Burgers stemmen met hun donaties.

Er is bij dat alles dan misschien sprake van een verschuiving van “verre” doelen – rampen in het buitenland, ontwikkeling van medicijnen – naar lokale doelen, zoals het huttendorp twee straten verderop. Ontwikkelingshulp in eigen wijk. Ben benieuwd of burgers van Rotterdam die kant op willen.

Delen helpt!
Geplaatst in filantropie, vrijwilligerswerk | Getagged , , , , | Een reactie plaatsen

Vrijwilligers leven langer, tenminste…

Dat vrijwilligerswerk goed is voor jezelf en voor je omgeving is al lang duidelijk. Deze stad zou zichzelf niet zijn zonder de vrijwillige inzet van 140.000 Rotterdammers. Vrijwilligerswerk kan ook zorgen voor een betere kwaliteit van leven, iets waar inZ al eens aandacht aan heeft besteed in de inZ Vrijwilligerskrant. Dat effect is nog eens onderzocht en het onderzoek geeft de nodige stof tot nadenken.

De auteurs van het onderzoek hebben een grote Amerikaanse database met gegevens gebruikt om te onderzoeken of het doen van vrijwilligerswerk gezondheidseffecten had. Het was uit ander onderzoek al bekend dat je je beter ging voelen door het doen van vrijwilligerswerk, maar nu is ook vastgesteld dat je er langer door leeft. De onderzoekers zijn niet over een nacht ijs gegaan, want ze hebben rekening gehouden met heel veel andere factoren die het effect mogelijkerwijs ook zouden kunnen verklaren. Ook dan blijft hun conclusie: voor een langer leven is het aan te bevelen om vrijwilligerswerk te gaan doen.

Toch ligt het – hoe kan het ook anders – allemaal wat genuanceerder. En in die nuance ligt een interessant verschijnsel.

Het doen van vrijwilligerswerk leidt alleen tot een langer leven wanneer het vanuit bepaalde motieven wordt gedaan. Wanneer de motieven gericht zijn op andere mensen – “echt” vrijwilligerswerk – , in plaats van op jezelf, is het langer-leven-effect aanwezig. Wanneer je het voor jezelf doet werkt het effect niet. De onderzoekers hebben hier – met de nodige slagen om de arm – ook wel een verklaring voor. Vrijwilligerswerk is soms stressvol en die stress leidt tot gezondheidsschade. Wanneer je voor anderen actief bent zou er een “caregiving behavioral system” worden geactiveerd, dat die stress tegengaat. De onderzoekers zullen dit in de toekomst verder proberen uit te zoeken.

Het verschil tussen “echt” vrijwilligerswerk en vrijwilligerswerk dat je doet om er zelf beter van te worden (CV, kennis/vaardigheden, afleiding van eigen sores) komt hiermee weer eens naar voren. In de wereld van het vrijwilligerswerk was het eigenlijk al geen issue meer, want motieven waren weliswaar van belang voor de werving en binding van vrijwilligers, maar golden niet meer als morele basis. Als je maar vrijwilligerswerk deed. Er is blijkbaar toch – op fundamenteel niveau – nog wel wat meer aan de hand. Dat het ergens schuurde was ook de reden voor de eerdere post “vrijwilligerswerk is geen handel”, waarin een verschil naar voren komt tussen “handel” – gelijk oversteken en uitruilen” en “kredietverlening – ik geef je nu iets en verwacht pas later iets terug”. Dat laatste past dan beter bij het “echte” vrijwilligerswerk.

Laat er overigens geen misverstand over ontstaan: alle vrijwilligerswerk is me even lief, ongeacht de achterliggende motieven.

Konrath, Fuhrel-Forbis, Lou and Brown: Motives for volunteering are associated with mortality risk in older adults. Health Psychology, 2011. Als pdf beschikbaar, moet nog in print verschijnen.

Delen helpt!
Geplaatst in vrijwilligerswerk, wetenschap | Getagged , , | Een reactie plaatsen