In het onderzoek ‘vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2011′ van het COS zijn vragen opgenomen die zicht geven op waar nog groei mogelijk is het vrijwilligerswerk. Zowel aan vrijwilligers als aan niet-vrijwilligers is gevraagd of ze – als dat ze wordt gevraagd – (meer) vrijwilligerswerk zouden willen gaan doen. In 2003 en 2009 zijn dezelfde vragen ook al gesteld, dus is er enig zicht op de ontwikkeling van het nog beschikbare potentieel aan vrijwilligerswerk. Eerst volgt een tabel met de resultaten van de vragen naar de bereidheid, daarna een tabel met de eigenschappen van de mensen die bereid zijn meer te doen. Zijn ze misschien makkelijker te vinden.
Mogelijke groei van het vrijwilligerswerk
bereidheid | nu vrijwilliger | nu geen vrijwilliger | totaal | 2009 | 2003 |
---|---|---|---|---|---|
totaal | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
ja | 26% | 11% | 16% | 13% | 21% |
nee | 33% | 49% | 44% | 44% | 34% |
weet niet | 41% | 40% | 41% | 43% | 45% |
Vrijwilligers
Uit de tabel blijkt dat je voor extra inzet moet zijn de de huidige vrijwilligers. Van hen is 26% bereid nog meer vrijwilligerswerk te gaan doen. Dat zijn ruim 40.000 personen. In 2009 was dat percentage nog 21%. Er zit bij vrijwilligers dus nog rek, en de rek groeit. Het resultaat van hun eventuele extra inzet zien we niet terug in de aantallen vrijwilligers, maar wel in het aantal uren vrijwilligerswerk dat er gemaakt wordt. Investeer dus in de mensen die je al in huis hebt! Richt je met name op het vasthouden van de bestaande vrijwilligers en staar je niet alleen blind op het vinden van nieuwe.
Niet-vrijwilligers
Het percentage niet-vrijwilligers dat alsnog bereid zou zijn vrijwilligerswerk te gaan doen stijgt licht van 10% in 2009 naar 11%. Op zich zijn dit nog 35.000 Rotterdammers die over de streep getrokken kunnen worden. De vraag is dan wie ze zijn en onder welke voorwaarden ze vrijwilligerswerk willen gaan doen.
Persoonskenmerken
In de tabel met persoonskenmerken staan van vrijwilligers de eigenschappen vermeld, maar de manier waarop moet even worden toegelicht. Uit een eerdere post bleek dat mannen en vrouwen even vaak vrijwilligerswerk doen. Nu lijkt de tabel in deze post iets anders te zeggen. Het lijkt erop dat mannen met 47% minder vaak aan vrijwilligerswerk doen dan vrouwen met 53%. Dat wordt veroorzaakt door het feit dat vrouwen met 53% beter vertegenwoordigd zijn in de enquete dan mannen met 47%. Mannen en vrouwen doen dus echt even vaak vrijwilligerswerk. De resultaten in een kolom moeten dus worden bekeken in samenhang met het voorkomen in de enquete. Daarom is de laatste kolom ook toegevoegd. De kolom van de niet-vrijwilligers heeft betrekking op die 11% van de niet-vrijwilligers die aangeeft vrijwilligerswerk te gaan doen als dat wordt gevraagd. De persoonskenmerken van deze groep worden weergegeven.
Uit de onderstaande tabel is op te maken – door de percentages ja-zeggers te vergelijken met de percentages waarin de groep met een bepaalde persoonskenmerk voorkomt in de enquete – dat de meeste winst te behalen valt bij de niet-vrijwilligers onder 25 tot 45-jarigen, hooggeschoolden, mensen met betaald werk en een boven-modaal inkomen. Er komt bij u vast wel een beeld boven waar u nu op in moet zetten. Overigens met een korrel zout, want het aantal mensen in de steekproef is relatief klein.
Wie willen wat extra doen?
Persoonskenmerken | Vrijwilligers | Niet-vrijwilligers | Percentage in enquete | |
---|---|---|---|---|
Totaal per kenmerk | 100% | 100% | 100% | |
Geslacht: | Man | 47% | 44% | 47% |
Vrouw | 53% | 56% | 53% | |
Leeftijd: | 13 tot 25 jaar | 14% | 16% | 15% |
25 tot 45 jaar | 36% | 46% | 36% | |
45 tot 65 jaar | 35% | 32% | 34% | |
65 tot en met 75 jaar | 15% | 7% | 15% | |
Huishoudensamenstelling: | Alleenwonend | 25% | 29% | 26% |
2 volwassenen, geen kinderen | 28% | 19% | 29% | |
(Echt-)paar met kind(eren) | 33% | 36% | 33% | |
Een-oudergezin met kind(eren) | 10% | 14% | 9% | |
Anders | 4% | 3% | 3% | |
Hoogst voltooide opleiding: | Geen / lager onderwijs | 11% | 12% | 14% |
Overig zonder startkwalificatie | 18% | 12% | 23% | |
Overig middelbaar | 32% | 33% | 31% | |
HBO / universitair | 40% | 43% | 32% | |
Sociaal-economische situatie: | Betaald werk | 53% | 67% | 57% |
Uitkering | 12% | 8% | 10% | |
Gepensioneerd | 17% | 6% | 15% | |
Overig zonder betaald werk | 18% | 19% | 18% | |
Huishoudensinkomen: | Minima | 21% | 16% | 21% |
Tussen minima en modaal | 21% | 21% | 23% | |
Boven-modaal | 58% | 63% | 56% | |
Etniciteit: | Autochtonen | 68% | 59% | 62% |
Westerse allochtonen | 11% | 13% | 11% | |
Niet-westerse allochtonen | 21% | 28% | 26% |
Kortom
Er is nog de nodige winst te behalen. Denk niet alleen aan nieuwe vrijwilligers, maar ga ook verstandig om met de bestaande vrijwilligers: daar zit nog meer rek dan u denkt. Overigens is het gemakkelijker in een enquete te zeggen dat je bereid tot bent- en het ook nog te menen – dan om daadwerkelijk ook vrijwilligerswerk te gaan doen als puntje bij paaltje komt.