Veel sociale verschijnselen zijn onevenredig verdeeld. Zo’n effect wordt wel samengevat met een 80/20 regel. Zo liet de econoom Vilfredo Pareto zien dat 80% van het vermogen (of land) bij 20% van de Italianen zat. De Occupybeweging heeft dat percentage voor de VS recentelijk nog wat opgehoogd naar 99%, maar wat de precieze cijfers ook zijn, onevenredig veel van iets wordt veroorzaakt door, gedaan door, is van of hoort bij een kleine groep van iets anders. Zo is het ook in het vrijwilligerswerk: daar zijn grote verschillen te zien in de inzet van mensen.
Een belangrijk artikel over het verschijnsel van de ‘civic core’ – in Canada – werd in 2001 geschreven door Reed en Selbee, twee Canadese onderzoekers. Het bestaan van een ‘civic core’ duidt erop dat niet iedereen evenveel bijdraagt aan maatschappelijke activiteiten. Een klein deel, de ‘core’, doet erg veel en de grote rest doet ..de rest. Voor een idee over hoe scheef de verhouding kan liggen: in 2000 maakte 9% van de Canadezen 80% van alle vrijwilligersuren. De overige 91% maakte dus in totaal samen maar 20% van de vrijwilligersuren. De inzet van de ‘core’ is dus buitenproportioneel hoog en die van de rest veel te laag. Het is dus een misverstand ervan uit te gaan dat iedereen wel ongeveer evenveel zal doen en daarmee evenredig bijdraagt.
Het effect speelt niet alleen bij vrijwilligerswerk. Ook bij het geven van geld en het meedoen in verenigingen speelt de onevenredigheid een grote rol. In feite is er sprake van een drietal ‘cores’: één elk voor het geven van tijd, geld en het meedoen in verenigingen. Deze ‘cores’ overlappen elkaar er daarmee ontstaat er een structuur waarin een heel kleine groep alle drie activiteiten doet, er drie groepen zijn die twee dingen doen en drie groepen die maar een ding doen. Binnen de ‘core’ is dus ook nog weer verschil te maken.
De grootte van de ‘core’ hangt af van de provincie in Canada en er zijn duidelijke karakteristieken te vinden van mensen die deel uitmaken van de core. Deze Canadezen zijn ouder, hoger opgeleid en religieuzer dan ‘non-core’ Canadezen. Bovendien hebben ze vaker dan ‘non-core’ een achtergrond in het jeugdwerk, al dan niet religieus, in studentenbesturen of hebben ze ouders die vrijwilligerswerk deden. Kinderen ouder dan 6 jaar hebben schijnt in Canada ook tot meer maatschappelijke participatie te leiden.
De onderzoekers vragen zich af of er niet eens onderzocht zou moeten worden of er zoiets bestaat als een ‘civil society elite’ van actieve, betrokken burgers die de maatschappij draaiend houdt met een onevenredig hoge maatschappelijke inzet. Hoe die elite dan tot stand komt en in stand wordt gehouden is dan een logische vervolgvraag.
In Rotterdam worden deze ‘core’ vrijwilligers de ‘zwaargewichten’ genoemd. In een volgende post meer.
Paul B. Reed, L. Kevin Selbee: The civic core in Canada: disproportionality in charitable giving, volunteering, and civic participation.
Statistics Canada & Carleton University, Ottawa.
Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, vol. 30, no. 4, december 2001 761-780.
Richard Koch, Het tachtig/twintig principe. Reed en Selbee verwijzen naar dit boek.
Academic Service 1998, ISBN 9052614156