Dat vertrouwen een belangrijke rol speelt in het vrijwilligerswerk mag een open deur heten. Je investeert niet in een samenleving als je niet verwacht er iets voor terug te krijgen, zelfs al is dat iets vaags als een betere maatschappij. Vertrouwen geeft vrijwilligerswerk daarmee een bodem.
Interessant is of dat verband ook de andere kant op werkt: ga je meer vertrouwen als je vrijwilligerswerk doet? Politici hebben hoge verwachtingen van het sociale vertrouwen dat zou worden opgebouwd in vrijwillige verbanden. Zijn die hoge verwachtingen gerechtvaardigd?
Rene Bekkers van het Centrum voor Philantropische Studies van de VU publiceerde in april 2011 een onderzoek naar juist dit onderwerp. In een studie over een periode van 4 jaar onder deelnemers aan het onderzoek “Geven in Nederland” werd onderzocht of en hoe vrijwilligerswerk – als stevige vorm van maatschappelijke inzet – samenhangt met algemeen sociaal vertrouwen. Dat algemeen sociaal vertrouwen is wat wordt gemeten wanneer je wordt gevraagd of mensen in het algemeen wel of niet te vertrouwen zijn.
Zijn conclusies, voorlopig als die van een wetenschapper altijd zijn, zijn niet hoopgevend voor politici en beleidsmakers.
De samenhang tussen vrijwilligerswerk en vertrouwen blijkt er vooral uit te bestaan dat mensen met meer vertrouwen zich uitselecteren in vrijwilligerswerk. Mensen met meer vertrouwen worden vaker gevraagd en blijven langer vrijwilligerswerk doen. Mensen met minder vertrouwen blijven minder lang vrijwilligerswerk doen. Vrijwilligerswerk selecteert op vertrouwen maar genereert het niet. Er is dus geen steun voor de hypothese dat je door het doen van vrijwilligerswerk meer algemeen sociaal vertrouwen krijgt. Bovendien blijkt vertrouwen een erg stabiele eigenschap: gedurende de vier onderzochte jaren veranderde daar bij de deelnemers aan de studie weinig in. Een aantal aanvullende hypothesen is ook onderzocht. Het blijkt niet zo te zijn dat er meer vertrouwen wordt gegenereerd in meer divers samengestelde vrijwilligersorganisaties. Ook is het niet zo dat er meer vertrouwen wordt gegenereerd als de andere vrijwilligers in een organisatie allemaal een hoger vertrouwen hebben.
Bekkers merkt terecht op dat dit niet betekent dat mensen elkaar in persoonlijke contacten niet meer gaan vertrouwen door vrijwilligerswerk te gaan doen. Je gaat andere vrijwilligers waar je mee te maken hebt wellicht wel meer vertrouwen, maar het algemene sociale vertrouwen neemt niet toe.
Interessant is dan de vraag wat – als vrijwilligerswerk het niet doet – het algemeen sociaal vertrouwen dan wel vergroot, want dat levert dan wel meer vrijwilligers op. Onderzoeksliteratuur lijkt te suggereren dat op macro-niveau de mate van inkomensongelijkheid en de mate van ethnische heterogeniteit – omgekeerd – samenhangen met algemeen sociaal vertrouwen. Wat algemeen sociaal vertrouwen op micro – persoonlijk – niveau bepaalt wordt terecht gezien als een grote uitdaging voor verder onderzoek.
Rene Bekkers, Trust and volunteering: selection or causation? Evidence from a 4 year panel study.
Center for Philantropic Studies, VU University Amsterdam.
Te verkrijgen via open access op Springerlink.com. Gepubliceerd op 9 april 2011.
Dat een vrijwilligers een hoger basisvertrouwen heeft, wil ik geloven, is denk ik ook waar. Is dit basisvertrouwen dat op te vatten als een vorm van naïviteit? Of zit het misschien gewoon ingebakken in karakter of persoonlijkheid? Moeten we in dat geval wel de illusie hebben dat we er enige vorm van invloed kunnen uitoefenen? Als overheid, als vrienden, als collega’s of anderszins?
Ik denk dat de neiging tot samenwerken ingebakken zit. Niet bij iedereen even sterk. Het meest recente wat ik heb gezien in een pre-publicatie was dat ongeveer 5% van de mensen onvoorwaardelijk samenwerken en dat ongeveer 35% nooit samenwerkt. De resterende 60% werkt samen als de omstandigheden goed zijn. Niet iedereen zal dus altijd samenwerken, maar een aanzienlijke meerderheid is daartoe met meer of minder draconische maatregelen te verleiden.